Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Cheth.] Jeruzalem [48]heeft zwaarlijk gezondigd, daarom is zij [49]als een afgezonderde [vrouw] geworden; [50]allen, die haar eerden, achten haar onwaard, dewijl zij [51]haar naaktheid gezien hebben; [52]zij zucht ook, en [53]zij is achterwaarts gekeerd. 48. Hebreeuws, heeft ene zonde gezondigd; dat is, zwaarlijk en lang gezondigd. Anders is daar geen mens, die niet zondigt; 1 Kon.8:46. Zie gelijke manier van spreken Ex.32:30. 49. Hebreeuws, tot een afgezonderde; dat is, als ene vrouw, die vanwege hare onreinheid van de mensen zich moet onthouden, volgens de wet; Lev.15:19. Anders: als een omzwervende [vrouw], of, men heeft [het hoofd] over haar geschud. Zie 2 Kon.19:21. 50. Dat is, allen die haar in waarde hielden, te weten toen zij den Heere vreesde en heerschappij had over andere volken en natien. 51. Beroofd zijnde van hare versierselen, inzonderheid van alle godzaligheid ontbloot zijnde; vergelijk Jer.13:22,26; Ezech.16:37; Hos.2:9; Nah.3:5. 52. Te weten nu zij indachtig wordt hoe lelijk zij God verlaten heeft, hulp zoekende waar gene te vinden was. 53. Dat is, zij is beschaamd geworden, dewijl zij van den Heere, haar rechten man, verstoten werd.